Image

Wat als de wetenschap het paranormale serieus nam? | de superhumanities | prof. Jeffrey Kripal PHD


428 keer gelezen sinds
27
minuten leestijd
27
minuten leestijd
428 keer gelezen sinds

Wat betekent het wanneer een wetenschapper het paranormale niet afwijst, maar onderzoekt alsof het werkelijk iets te zeggen heeft over de menselijke ervaring? Die vraag vormt de kern van het werk van Jeffrey J. Kripal, hoogleraar religie en filosofie aan Rice University.

In zijn boek The Super Humanities onderzoekt hij wat er gebeurt als we het menselijk bewustzijn niet beperken tot logica en materie. Hij stelt dat er binnen de humaniora altijd ruimte is geweest voor het mystieke, het visionaire en het bovenmenselijke — alleen is die ruimte zelden serieus genomen.

Alvast 5 van de belangrijkste punten

  1. De geesteswetenschappen hebben bovennatuurlijke vermogens van de mens vaak erkend, maar meestal weggeschreven in fictie en entertainment.
  2. Veel invloedrijke denkers, onder wie Nietzsche en William James, kwamen tot hun inzichten via verregaande bewustzijnstoestanden.
  3. Een paranormale ervaring is een reële belevingsclaim — geen psychologische illusie — en verdient onderzoek in plaats van ontkenning.
  4. Het zogeheten superhuman potentieel verwijst volgens Kripal naar een daadwerkelijke evolutionaire mogelijkheid, niet slechts naar een metafoor.
  5. Echte inclusiviteit binnen de humaniora vraagt erkenning van andere ontologische visies dan het strikt materialistische wereldbeeld.

Intro

Neutrale illustratie bij het begrip humanities
Illustratie bij het begrip ‘humanities’ als studie van mens en cultuur.

In een tijd waarin wetenschap en rationaliteit vaak als maatstaf gelden, lijkt er weinig ruimte over voor het mystieke of het bovennatuurlijke. Toch maken zulke ervaringen al eeuwen deel uit van menselijke cultuur en zelfonderzoek. Kripal ziet daarin geen randverschijnsel, maar een vergeten kennisbron over het menselijk potentieel.

In The Super Humanities laat hij zien hoe invloedrijke denkers — van Schopenhauer tot Nietzsche — ideeën ontwikkelden die mede voortkwamen uit dromen, trance‑ervaringen of momenten van intens bewustzijn. Zulke toestanden zijn volgens hem geen curiositeit, maar een terugkerend element in de geschiedenis van de humaniora.

Visualisatie van het idee dat wetenschap het paranormale onderzoekt
Conceptuele afbeelding bij de vraag wat er gebeurt als wetenschap het paranormale onderzoekt.

Waarom ‘Superhumanities’ het debat heropent

Kripal gebruikt de metafoor van Clark Kent en Superman om de huidige benadering van de geesteswetenschappen te beschrijven. Volgens hem beperken we ons vaak tot de Clark Kent‑zijde — de sociaal‑culturele identiteit van de mens. Daarmee negeren we het deel dat staat voor intuïtie, creativiteit en mogelijk bovenmenselijke vermogens.

Zijn oproep is geen afwijzing van de bestaande wetenschappelijke traditie, maar een uitbreiding ervan. Door ruimte te maken voor verschijnselen die nu als ‘onverklaarbaar’ gelden, kan de parapsychologie of de studie van mystieke staten bijdragen aan een vollediger beeld van wat een mens is. De Superhumanities wil dat onderzoek verbinden met de precisie van moderne wetenschap — zonder het een aan het ander op te offeren.

Wat zegt de wetenschap over paranormale ervaring

Volgens Kripal neigen de geesteswetenschappen ertoe het menselijk bestaan te reduceren tot sociale, historische en culturele structuren. In die visie bestaan we hoofdzakelijk als lichamen binnen een samenleving, gevormd door taal, opvoeding en ideologie. Kripal erkent die basis, maar wijst op een restcategorie — die ene procent waar veel mensen hun meest betekenisvolle ervaringen situeren. Die categorie omvat volgens hem onder meer paranormale fenomenen en bewustzijnstoestanden die afwijken van de standaardmodellen.

Juist die ervaringen, stelt hij, worden vaak buiten beschouwing gelaten. Terwijl ze voor veel mensen doorslaggevend zijn in hun levensloop, persoonlijke ontwikkeling of wereldbeeld. Kripal beschouwt dit als een lacune in het huidige academische discours.

Parapsychologie: geschiedenis, kritiek en methoden

Een tweede punt van kritiek betreft de filosofische fundamenten waarop academische disciplines rusten. Kripal stelt dat er zelden wordt stilgestaan bij het ontologische uitgangspunt van onderzoek. In veel gevallen wordt het materialisme impliciet aangenomen — de aanname dat alles in de werkelijkheid herleidbaar is tot fysieke processen. Dit uitgangspunt blijft vaak onbenoemd en onbetwist.

Kripal noemt dit de ‘nulpuntpositie’: een vanzelfsprekend wereldbeeld dat zelden kritisch wordt onderzocht. Volgens hem zouden wetenschappers zich bewust moeten worden van dit uitgangspunt, en alternatieve verklaringsmodellen uit bijvoorbeeld mystieke tradities of de fenomenologie moeten overwegen. Daarmee kunnen nieuwe vormen van kennis toegankelijk worden gemaakt.

Abstracte illustratie bij alternatieve vormen van wetenschap
Abstracte illustratie bij alternatieve vormen van wetenschap

Voorbeelden: precognitie, synchroniciteit, telepathie

Volgens Kripal toont de moderne natuurkunde dat materie op fundamenteel niveau geen vaste structuur heeft. Veel kwantumfysici suggereren dat klassieke aannames over vaste stof en objectiviteit niet langer houdbaar zijn. Kripal wijst erop dat de humaniora dit inzicht nauwelijks hebben verwerkt en nog vaak uitgaan van verouderde modellen. Hij pleit voor aansluiting bij actuele inzichten uit de natuurwetenschappen.

Wanneer hij spreekt over het ‘super’ in de Superhumanities, doelt hij op het deel van de menselijke ervaring dat voortkomt uit bewustzijnstoestanden buiten het normale waarnemingskader. Voorbeelden daarvan zijn precognitieve dromen, bijna-doodervaringen, psychedelische visioenen en telepathische ervaringen. Deze toestanden worden zelden als geldig kennisdomein erkend, terwijl ze volgens Kripal bij veel denkers aan de basis stonden van invloedrijke ideeën.

Hij stelt dat sommige filosofen het zelf omschreven als ‘openbaringen’, ook al waren ze niet religieus. Voor hem zijn zulke ervaringen niet enkel innerlijke hersenspinsels, maar structurele fenomenen die wijzen op een andere relatie tussen geest en werkelijkheid.

Praktische inzichten voor lezers en sceptici

Een voorbeeld dat Kripal vaak noemt is Arthur Schopenhauer. Die liet zich niet enkel inspireren door rationele overwegingen, maar ook door Indiase filosofie en zijn eigen mystieke ervaringen. Volgens Kripal hielpen deze staten hem om ideeën te formuleren over de aard van wil, lijden en bewustzijn die niet direct voortkwamen uit logisch redeneren.

Ook Friedrich Nietzsche speelt een belangrijke rol in Kripal’s analyse. Zijn concept van de Übermensch wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd als filosofische fictie. Volgens Kripal gebruikte Nietzsche extatische taal, sprak hij over vergoddelijking en doelde hij op een evolutionair model van wat de mens kan worden. Daarbij is zijn werk niet alleen analytisch te lezen, maar ook als weergave van intens doorleefde bewustzijnstoestanden.

Visuele weergave van de discussie rond het bovenmenselijke in filosofie
Visuele weergave van de discussie rond het bovenmenselijke in filosofie

Hoe ver reikte Nietzsche’s visie op de Übermensch

Volgens Jeffrey Kripal begreep Friedrich Nietzsche zijn idee van de Übermensch niet als metafoor, maar als een evolutionair perspectief op wat de mens kan worden. Nietzsche sprak over een toekomstige fysieke soort die de bestaande mens zou overstijgen. Zijn denken ontstond uit een diepe teleurstelling in de culturele en morele stagnatie van Europa in de negentiende eeuw. Voor hem stond de Übermensch symbool voor een vorm van herstel: een manier om betekenis terug te brengen in een tijdperk dat hij als leeg ervoer.

Kripal beschouwt dit niet als excentriciteit, maar als een poging om de grenzen van menselijke ervaring te verkennen. De Übermensch is in die lezing een oproep tot innerlijke transformatie — een oproep om te onderzoeken wat een mens kan worden wanneer oude kaders zijn losgelaten.

De waarde van Nietzsche’s oorspronkelijke teksten

Kripal benadrukt het belang van Nietzsche’s eigen geschriften, los van de secundaire interpretaties die hem vooral als nihilist of religiekriticus neerzetten. Wie zijn teksten rechtstreeks leest, ziet een complexer beeld: passages over vergoddelijking, extase en cyclische tijd. Zulke thema’s tonen een filosofie die niet uitsluitend rationeel is, maar ook intuïtief en visionair.

Volgens Kripal getuigt dat van een bredere vorm van denken — een waarin de mens niet alleen reflecteert, maar ook ervaart. Het superhuman potentieel dat Nietzsche beschreef, is dan geen hoogdravend ideaal, maar een uitnodiging om bewustzijn als dynamisch proces te begrijpen.

Het herinterpreteren van ‘God is dood’

Een opvallend punt in Kripal’s lezing is zijn uitleg van de uitspraak “God is dood”. Hij ziet daarin geen afwijzing van het goddelijke, maar een verschuiving van plaats: het heilige wordt niet langer buiten de mens gezocht, maar binnen de menselijke ervaring zelf. De uitspraak verlegt daarmee de bron van betekenis van transcendentie naar immanentie — van een externe macht naar een innerlijk vermogen tot schepping en inzicht.

Volgens Kripal toont Nietzsche hiermee niet enkel kritiek op religie, maar ook een vorm van heroriëntatie. Wanneer het goddelijke wordt herkend als deel van het menselijke potentieel, ontstaat een nieuw kader voor zingeving en verantwoordelijkheid. Dat maakt zijn boodschap tegelijk filosofisch en existentieel.

De doorwerking van het ‘bovenmenselijke’

In zijn interpretatie verbindt Kripal Nietzsche met andere denkers — zoals Derrida, Heidegger en William James — die openstonden voor metafysische of mystieke perspectieven. Hun ideeën zijn niet alleen producten van rationele analyse, maar vaak het resultaat van diepe bewustzijnservaringen. Kripal noemt ze “ervaringsvormen die zich aan logica onttrekken, maar kennis mogelijk maken”.

Deze benadering suggereert dat de bron van vernieuwing binnen de humaniora juist in zulke grensgebieden ligt. Daar waar filosofie, mystiek en psychologie elkaar raken, kunnen inzichten ontstaan die niet passen binnen de gebruikelijke empirische methoden, maar wel iets wezenlijks zeggen over menselijk potentieel.

Het spanningsveld tussen bewijs en ervaring

Kripal merkt op dat academische disciplines vaak terugschrikken voor dit soort claims. Hij spreekt van een ‘immunologische reactie’: het negeren of neutraliseren van ervaringen die niet passen binnen gangbare theorieën. Toch meent hij dat er voldoende empirisch materiaal is — uit biografieën, dagboeken en wetenschappelijke verslagen — dat zulke ervaringen tenminste als onderwerp van studie rechtvaardigt. Zijn oproep is om de parapsychologie en bewustzijnsfilosofie niet als randgebied te behandelen, maar als onderdeel van het menselijk verhaal.

Popcultuur als spiegel van het bovenmenselijke

Kripal gebruikt voorbeelden uit de populaire cultuur om zijn punt te illustreren. Zo ziet hij in de X‑Men-verhalen moderne varianten van oude mythologische motieven. Volgens hem weerspiegelen zulke vertellingen het voortdurende verlangen van mensen om de grenzen van hun mogelijkheden te verkennen. Ze functioneren als veilige projecties van reële menselijke ervaringen die door de geschiedenis heen zijn beschreven.

Daarbij benadrukt hij dat het niet gaat om letterlijke mutaties of bovennatuurlijke krachten, maar om symbolen voor innerlijke verandering. Deze verhalen maken zichtbaar hoe het idee van het ‘bovenmenselijke’ steeds terugkeert — in religie, kunst, wetenschap en fictie. Kripal gebruikt dit als metafoor voor de Superhumanities: een vakgebied dat de menselijke verbeelding niet afwijst, maar onderzoekt als bron van kennis.

In dat kader ziet hij tijd als een samenhangend geheel — niet als een rechte lijn, maar als een netwerk van invloeden waarin verleden, heden en toekomst elkaar raken. Die gedachte, ontleend aan zowel Nietzsche als moderne fysica, vormt een van de meer speculatieve maar intrigerende aspecten van Kripal’s werk: het idee dat bewustzijn openstaat voor signalen vanuit verschillende richtingen van de tijd.

Religieuze verhalen als ervaringsgetuigenissen

Een terugkerende vraag bij het werk van Jeffrey Kripal is of zijn visie ruimte laat voor een meer letterlijke interpretatie van religieuze wonderverhalen. Wanneer paranormale ervaringen serieus genomen worden, rijst de vraag of ook oude verhalen over mirakels, visioenen en bovennatuurlijke verschijningen opnieuw bekeken moeten worden.

Kripal stelt dat veel van deze verhalen voortkomen uit authentieke ervaringen, ook al zijn ze later aangevuld of symbolisch gekleurd. Volgens hem schuilt er in de oorsprong van zulke verhalen vaak een kernervaring die aanleiding gaf tot religieuze verbeelding of groepsvorming. Zijn voorstel is niet om religieuze teksten letterlijk te nemen, maar wel om de ervaringen waarop ze zijn gebaseerd opnieuw onder de loep te nemen, zonder ze op voorhand uit te sluiten.

Ram Dass en ervaringsgerichte spiritualiteit

Een concreet voorbeeld waar Kripal zich op baseert, is de spirituele reis van Ram Dass (voorheen Richard Alpert). Deze vertelde over zijn ervaringen met zijn goeroe in India, waaronder verhalen over voorspellingen en manifestaties die doorgaans als ongeloofwaardig worden beschouwd. Kripal beschouwt deze verhalen niet als bewijs, maar als aanwijzingen van hoe breed menselijke ervaring kan reiken, zeker in contexten waarin andere bewustzijnstoestanden worden bereikt.

Het uitgangspunt is niet dat alles letterlijk moet worden genomen, maar dat zulke ervaringen binnen een breder menselijk spectrum vallen en relevant zijn voor hoe we zingeving, inspiratie en betekenis begrijpen. Ze verdienen volgens Kripal onderzoek, niet afwijzing.

William James en het pragmatisch mysticisme

William James, een van de grondleggers van de psychologie in de VS, speelde een belangrijke rol in het denken over bewustzijnstoestanden. Zijn interesse in mystieke en paranormale ervaringen leidde tot langdurig onderzoek naar mediums en alternerende bewustzijnsvormen, waaronder het gebruik van lachgas. Dit aspect van zijn werk is lang onderbelicht gebleven.

Volgens Kripal groeide James’ visie in de loop der jaren richting een metafysisch wereldbeeld. Hij ontwikkelde ideeën die overeenkomen met wat tegenwoordig panpsychisme wordt genoemd – de gedachte dat bewustzijn een fundamenteel aspect is van de werkelijkheid, niet alleen een bijproduct van hersenactiviteit.

Agnosticisme als verhulde positiekeuze

Kripal uit ook kritiek op het academisch agnosticisme dat stelt dat over metafysische vragen niets zinnigs te zeggen valt. Volgens hem is dat vaak een vermomde bevestiging van materialistische uitgangspunten. Wie zegt dat we niets kunnen weten over ‘het grotere geheel’, werkt in de praktijk toch meestal vanuit een wereldbeeld waarin alleen het meetbare telt.

Voor Kripal betekent werkelijk openstaan dat ook metafysische hypothesen serieus onderzocht mogen worden, mits helder geformuleerd en verbonden met bestaande ervaringen of gegevens. Agnosticisme hoeft niet passief te zijn, maar kan ook een uitnodiging zijn tot verder onderzoek. In zijn optiek is dat echter zelden het geval in de geesteswetenschappen.

Institutionele terughoudendheid

Kripal beschrijft de reactie van de geesteswetenschappen op deze thema’s als een soort immunologische reflex: verschijnselen die niet binnen het gangbare paradigma passen, worden genegeerd of gelabeld als gevaarlijk. Soms gebeurt dat vanuit morele bezorgdheid, bijvoorbeeld omdat paranormale claims zouden afleiden van sociale verantwoordelijkheid of ingezet kunnen worden voor ideologische doeleinden.

Kripal herkent die bezorgdheid, maar meent dat het mogelijk is om beide perspectieven te hanteren: aandacht voor het individuele bewustzijn én voor maatschappelijke structuren. Zijn pleidooi is om het een niet uit te sluiten ten gunste van het ander, maar beide serieus te nemen binnen een breder mensbeeld.

De mens als samengesteld wezen

Om dat spanningsveld te duiden, introduceert Kripal het idee van de mens als 2. Daarmee bedoelt hij dat de mens bestaat binnen twee registers: het sociale en het buitengewone. Het sociale is dominant in het dagelijks leven en bepaalt gedrag, normen en rollen. Het buitengewone verschijnt zelden, maar laat sporen na die diep ingrijpen op het wereldbeeld van wie het ervaart.

Kripal benadrukt dat het niet om twee afzonderlijke entiteiten gaat, maar om twee dimensies van dezelfde menselijke ervaring. De meeste mensen bewegen zich vrijwel uitsluitend in het sociale domein. Maar in omstandigheden van ziekte, crisis, sterven of bewustzijnsverruiming kunnen ook andere ervaringen optreden. Die behoren tot hetzelfde mensbeeld, ook als ze lastig te verklaren zijn.

Zijn voorstel is om dat ene procent onbekende ervaring – hoe marginaal ook – niet uit te sluiten. Het maakt volgens hem wezenlijk deel uit van de vraag wat de mens is en wat hij mogelijk kan worden.

Jung over UAP’s als psychisch fenomeen

Carl Jung zag het opkomende UFO-fenomeen als een collectieve projectie van psychologische spanningen. In zijn latere werk omschreef hij UAP’s als een soort ‘planetaire poltergeist’ – een verschijnsel dat voortkomt uit de spanningen van de Koude Oorlog en fungeert als spiegel van het collectieve onbewuste. Volgens Jung lieten deze waarnemingen zich niet eenduidig classificeren: ze konden zowel materieel als immaterieel zijn, zowel fysiek als symbolisch.

Jeffrey Kripal verwijst naar deze visie om duidelijk te maken dat sommige verschijnselen niet binnen het traditionele onderscheid tussen geest en materie passen. Ze dwingen volgens hem tot een herziening van het mensbeeld en de grenzen van wat als werkelijk wordt beschouwd. De huidige militaire en wetenschappelijke aandacht voor UAP’s maakt deze discussie opnieuw actueel.

Vijf centrale thema’s uit Kripals werk

  1. De zoektocht naar een verbindend verhaal in een gefragmenteerde samenleving.
  2. Een kritische houding ten opzichte van invloedrijke denkers als Foucault, die fundamentele vragen openlieten.
  3. De oproep om verschillende werkelijkheidsopvattingen naast elkaar te laten bestaan.
  4. De complexiteit van bovenmenselijke ervaringen en hun integratie in het alledaagse leven.
  5. De dynamiek tussen openbaring en institutionalisering in religieuze tradities.

Een verbindend verhaal voorbij identiteit

Volgens Kripal is een van de grootste uitdagingen van deze tijd het ontbreken van een verhaal dat mensen verbindt over grenzen van cultuur, religie en sociale identiteit heen. Verrassend genoeg wijst hij op het UFO-fenomeen als mogelijke brug. Het is een universele ervaring, niet gebonden aan nationaliteit of religieuze overtuiging. Het daagt iedereen uit tot nieuwe vragen, ongeacht achtergrond.

Kripal stelt dat zulke verschijnselen ons kunnen helpen om na te denken over een gedeeld mens-zijn, juist omdat ze zich onttrekken aan bekende politieke en culturele categorieën.

Een andere lezing van Foucault

Een belangrijk deel van Kripals kritiek richt zich op de overheersende invloed van Michel Foucault in de geesteswetenschappen. Foucault’s analyse van macht en kennis leidde tot een focus op sociale constructies, waarbij metafysische vragen als irrelevant werden beschouwd. Voor Kripal is dit tekortschietend. Hij pleit voor een bredere benadering waarin ook verticale dimensies worden onderzocht.

Kripal vraagt aandacht voor denkers zoals Georges Bataille, die wél openstonden voor mystieke en grensoverschrijdende ervaringen. In zijn optiek is er binnen het dominante academische discours te weinig ruimte voor het niet-meetbare en het niet-rationele, terwijl juist daar inzichten schuilen die relevant zijn voor een dieper begrip van het menselijk bewustzijn.

Horizontaal denken zonder anker

Kripal wijst erop dat Foucault zelf weinig zei over zijn eigen ontologische positie. Hij vermeed metafysische uitspraken, wat binnen de academie als normaal gold. Alles werd benaderd als sociaal, talig of historisch. Daarmee ontstond een blikrichting waarin transcendentie, ervaring en openbaring nauwelijks nog besproken kunnen worden zonder direct geproblematiseerd te worden.

Kripal stelt dat dit de ruimte heeft beperkt voor fundamentele vragen over werkelijkheid, bewustzijn en zingeving. Zijn oproep is om niet alleen representaties te analyseren, maar ook serieus te onderzoeken of ze mogelijk verwijzen naar iets wat zich buiten de taal afspeelt.

De studie van religie en het gemis aan diepte

In zijn bredere kritiek op de geesteswetenschappen merkt Kripal op dat religiestudies vooral functioneren binnen een sociaal verklaringsmodel. Religie wordt geanalyseerd als uitdrukking van collectieve normen, macht en culturele structuren. Volgens Kripal is dat legitiem, maar beperkt.

Hij pleit voor hernieuwde aandacht voor de verticale dimensie – niet als geloofsovertuiging, maar als ervaring. Daarmee bedoelt hij toestanden van bewustzijn die niet verklaard kunnen worden via maatschappelijke context alleen. Deze ervaringen verdienen aandacht, ook als ze niet passen binnen het gebruikelijke kader van wetenschappelijke verklaring.

“Je praat nooit over de verticale dimensie, over transcendentie of openbaring.” – Jeffrey Kripal

Dekoloniseren van het werkelijkheidsbegrip

Een terugkerend thema in Kripals werk is het idee dat ons begrip van realiteit te sterk is gevormd door westerse kaders. Hij noemt dit het dekoloniseren van de werkelijkheid. Daarmee doelt hij op de noodzaak om andere ontologische systemen – manieren waarop mensen betekenis en werkelijkheid ervaren – niet slechts te bestuderen als culturele fenomenen, maar te erkennen als volwaardige benaderingen van wat werkelijk is.

Volgens Kripal worden niet-westerse denkbeelden over het zelf, tijd, bewustzijn en goddelijkheid vaak gereduceerd tot psychologische copingmechanismen. Hij haalt het voorbeeld aan van het boeddhisme, dat in moderne contexten soms wordt gebruikt om productiviteit en rust op de werkvloer te verhogen. Daarmee verdwijnt de oorspronkelijke spirituele lading. Kripal stelt: “Dat is niet het boeddhisme waarin ik ben opgeleid.”

Afropessimisme en Afrofuturisme

Kripal onderstreept het belang van stromingen als Afropessimisme, die laten zien hoe diep raciale systemen verankerd zijn in onze cultuur en instituties. Tegelijkertijd wijst hij op de kracht van Afrofuturisme – een stroming die het zwarte lichaam ziet als bron van transformatie en vernieuwing. Deze perspectieven worden volgens Kripal vaak onterecht gereduceerd tot symboliek of sociale expressie, terwijl ze volgens hun eigen traditie verwijzen naar daadwerkelijke krachtvelden, spirituele capaciteiten en visioenen.

Hoe een dag op de universiteit er anders uit zou zien

Wat als de superhumanities niet langer aan de marge zouden staan, maar centraal in het academisch onderwijs? Kripal speelt met dat idee. Hij merkt op dat studenten zelden opgroeien met de droom om geesteswetenschapper te worden. Maar als je hen zou vragen of ze supermenselijke capaciteiten willen onderzoeken, zou dat heel anders zijn.

Volgens Kripal zijn jongere generaties nieuwsgieriger naar bewustzijnsverruiming en minder bang om bestaande kaders te bevragen. Hij wil hen leren om zowel de analytische als de spirituele kant van zichzelf te cultiveren. In zijn woorden: “Zowel Clark Kent als Superman.”

Superhumanity buiten de academie

Kripal erkent dat de superhumanities al lang bestaan buiten de universiteiten. Hij verwijst naar coaches, bedrijfsadviseurs, sjamanistische trainingen met paarden, en CEO’s die deelnemen aan psychedelische retraites. Deze bewegingen ontstaan spontaan, omdat ze aansluiten bij menselijke verlangens en ervaringen.

Hij stelt dat het academische discours pas relevant wordt als het deze ervaringen serieus neemt. Niet om ze over te nemen, maar om ze met dezelfde precisie en kritische blik te onderzoeken als elk ander cultureel fenomeen. “Wat de superhumanities doen,” zegt hij, “is ons leren hoe we zorgvuldig kunnen reflecteren op dingen die overal plaatsvinden.”

Wetenschap en haar grenzen

Kripal blijft kritisch op wetenschapsfilosofieën die alles binnen het bereik van empirisch onderzoek willen brengen. Voor hem moet wetenschap haar eigen grenzen kennen. Ze is geschikt voor het onderzoeken van materiële objecten, maar minder voor innerlijke ervaringen of subjectieve belevingen.

Daarom ziet hij zichzelf als “duaal-aspectmodernist” – iemand die gelooft dat geest en materie twee uitdrukkingsvormen zijn van een diepere bron. Volgens hem zijn er vormen van kennis en ervaring die zich niet laten reduceren tot het taalspel van de natuurwetenschap, zonder daarmee minder legitiem te zijn.

Illustratie van Kripals visie op wetenschap en het paranormale
Afbeelding bij het thema: wetenschap en het paranormale volgens Kripal

Kripals waardering voor Donald Hoffman

Tot slot haalt Kripal de cognitiewetenschapper Donald Hoffman aan, bekend om zijn theorie dat de realiteit zoals wij die waarnemen een illusie is – een interface, geen weergave van de werkelijke structuur. Kripal prijst Hoffmans bereidheid om deze ideeën met wetenschappelijke en wiskundige onderbouwing te benaderen, ook al haalt hij zijn inspiratie deels uit films als The Matrix en filosofische beelden zoals Plato’s grot.

Toch is Kripal ook hier genuanceerd. Hij waarschuwt voor wat hij noemt “de tirannie van de helderheid” – het idee dat alles volledig uitgelegd moet worden. Sommige zaken, zoals mystieke ervaringen of transcendente inzichten, verliezen hun betekenis wanneer ze in te strakke modellen worden geperst. Kripal pleit dan ook voor een balans tussen verklaren en ervaren, tussen analyse en verwondering.

Over de tirannie van helderheid

Kripal spreekt over wat hij noemt de “tirannie van de helderheid” – de neiging om complexe en vaak verwarrende ervaringen tot in detail te willen verklaren. Volgens hem zorgt die drang er juist voor dat we de essentie verliezen van wat zich aandient. Sommige verschijnselen komen voort uit lagen van het bewustzijn die zich niet in woorden laten vatten. “Als je alles scherp wilt maken, veeg je vaak juist weg wat probeert te verschijnen,” zegt hij.

Hij benadrukt dat deze ervaringen vaak verschijnen als visioenen, verschijningen of symbolen – niet als rationele concepten. Het zijn ontmoetingen tussen verschillende bewustzijnsniveaus, waarbij onduidelijkheid inherent is aan de ervaring. Ook wijst hij op het gevaar van het alleen maar benadrukken van positieve, mystieke ervaringen. Volgens hem heeft het heilige ook een destructieve, beangstigende kant. “Beide aspecten zijn onderdeel van het heilige. Het heilige is het geheel.”

Worden en bestuderen tegelijk

Een ander spanningsveld dat Kripal benoemt is dat tussen het ervaren en het bestuderen van bovenmenselijke toestanden. Veel studenten komen met het verlangen om “superhuman” te worden. Kripal moedigt aan om dit verlangen niet te negeren, maar ook te begeleiden naar een houding waarin analytisch vermogen en innerlijke ervaring hand in hand gaan.

Voor hem is het bestuderen van deze fenomenen niet iets dat losstaat van het persoonlijke. “Om het te bestuderen, moet je het worden,” zegt hij. Dat betekent volgens hem dat onderzoekers hun eigen ervaring moeten betrekken, zich openstellen voor innerlijke toestanden die het rationele overstijgen, en tegelijk kritisch en reflectief blijven.

Integratie is niet het doel

Kripal verrast met een ogenschijnlijk tegendraadse stelling: integratie van bovenmenselijke ervaringen is eigenlijk niet mogelijk. En dat is volgens hem niet erg. Wat hij zoekt is niet volledige verzoening van het transcendente met het dagelijkse leven, maar een manier om het plausibel te maken binnen ons wereldbeeld.

Hij wijst erop dat de levens van mystici en heiligen zelden evenwichtig of harmonieus waren. Vaker zijn het levens vol breuken, intensiteit en tegenstrijdigheid. Toch ziet hij juist in deze “gebrokenheid” iets waardevols. “Volledige integratie is misschien niet haalbaar, maar dat betekent niet dat deze ervaringen geen betekenis hebben.”

Kripal over integratie van het bovenmenselijke
Beeld bij Kripals visie op de onmogelijkheid van volledige integratie

Lava en rots – een evolutionaire metafoor

Als slot gebruikt Kripal een metafoor van lava en rots, afkomstig van de filosoof Henri Bergson. Lava staat symbool voor de vurige, creatieve kracht van het bovenmenselijke – de extatische impulsen die religies, visioenen en openbaringen voortbrengen. De rots staat voor de tradities die daaruit zijn gevormd, versteend en doorgegeven.

Volgens Kripal ligt het bovenmenselijke aan de oorsprong van het menselijke. Om het menselijke echt te begrijpen, moeten we dus terugkijken naar die diepere lagen van ervaring en bewustzijn. “We kunnen de mens niet begrijpen zonder het bovenmenselijke te erkennen waaruit hij is voortgekomen,” stelt hij. Deze gedachte vormt de kern van zijn pleidooi voor de superhumanities: een geesteswetenschap die zich opnieuw opent voor het mysterieuze, het extatische en het onbekende.

Geraadpleegde bronnen:

De onderstaande referenties vormen de inhoudelijke onderbouwing van dit artikel.

Gerelateerde artikelen

Veelgestelde vragen

Wat bedoelt Kripal precies met het ‘superhuman potentieel’?

Onder het superhuman potentieel verstaat Kripal de schijnbaar bovenmenselijke vermogens en ervaringen die mensen al eeuwenlang rapporteren, zoals precognitieve dromen, uittreed ervaringen, mystieke openbaringen en psychokinese. In plaats van deze af te doen als fictie of illusie, stelt hij dat we ze serieus moeten nemen als authentieke menselijke ervaringen met implicaties voor onze fundamentele ontologie.

Hoe verhoudt Kripal’s werk zich tot religie?

Kripal distantieert zich van georganiseerde religie, maar betoogt dat veel religieuze tradities en geschriften hun oorsprong vinden in authentieke bovenmenselijke ervaringen van mystici en spirituele leiders. Hij pleit ervoor om de ‘kern van waarheid’ in deze tradities te herkennen, in plaats van ze volledig af te wijzen als fictie of bedrog.

Wat betekenen Kripal’s ideeën voor de geesteswetenschappen?

Kripal daagt de geesteswetenschappen uit om hun impliciete materialistische of fysicalistische ontologie in twijfel te trekken en open te staan voor andere ontologische claims, zoals die van mystieke en paranormale tradities. Hij stelt dat veel baanbrekende denkers in de geesteswetenschappen, zoals Nietzsche en William James, hun ideeën ontleenden aan verregaande bewustzijnstoestanden, niet louter aan rationeel denken.

Is Kripal een idealist of materialist?

Kripal omschrijft zichzelf niet als een idealist, maar eerder als een ‘dual aspect monist’ – hij gelooft dat mentale en materiële aspecten van de realiteit voortkomen uit een gemeenschappelijke, onderliggende bron die noch zuiver mentaal, noch zuiver materieel is. Hij streeft ernaar om zowel de materiële als de mentale/spirituele dimensies van de werkelijkheid te erkennen en te integreren in zijn denken.

Wat zijn de implicaties van Kripal’s werk voor de wetenschap?

Kripal roept de wetenschap op om paranormale en mystieke ervaringen serieus te nemen als empirische claims op de werkelijkheid, in plaats van ze terzijde te schuiven als onzin of bijgeloof. Hij stelt dat de huidige theoretische kaders van de wetenschap ontoereikend zijn om deze fenomenen te verklaren en dat we nieuwe ontologische modellen nodig hebben om ze te begrijpen en te integreren.

Klik op een ster om dit artikel te beoordelen!

Gemiddelde waardering 5 / 5. Stemtelling: 1

Tot nu toe geen stemmen! Ben jij de eerste dit bericht waardeert?

Image Not Found

Fact checking: Nick Haenen, Spelling en grammatica: Sofie Janssen

Fact checking: Nick Haenen
&
Spelling en grammatica: 
Sofie Janssen

Vinden

https://www.facebook.com/GoodFeeling.nl/
Goodfeeling - Instagram

Image Not Found